Ferry Maat – Het interview: de kick van jingles

Wie Ferry Maat wel eens in de studio bezig zag in de tijd van platen en jinglecarts (bij Radio Noordzee, bij de TROS, Radio 10) zag vooral die onversneden concentratie bij de uitzendingen – blijkbaar nodig voor een foutloze presentatie en een onberispelijke techniek. Van tevoren werden de bruggetjes tussen een jingle en een plaat even uitgeprobeerd (het was nog in de dagen voor digitale automatisering, met systemen als Dalet).

Dat was niet echt gebruikelijk in het Hilversum van zijn dagen. Het tekent Ferry Maat niet alleen als de pop-discjockey die hij jarenlang was maar ook als jinglecomponist: een systematicus en een Pietje Precies op de details:  “Ik denk dat het essentieel is dat je dat doet, hoort bij je vak, je moet toch weten, als je twee platen achter elkaar doorstart, dan kun je dat niet zo gemakkelijk van te voren proberen, dan moet je maar gokken, maar als je een jingle start en na die jingle een plaat, dan kun je dat even repeteren. Het is ook hobby, ik vond dat veel te leuk, ik zocht ook jingles bij platen – de platen stonden vast maar de jingles zocht ik dan ’n beetje in de goede toonsoort erbij, er zijn honderdduizend mensen die dat nooit gehoord hebben, maar als er één bij was die eens een mailtje stuurde, goh – dat was een mooie overgang! – dan was ik al blij, dan dacht ik: ik heb het niet voor niks gedaan. Ik heb natuurlijk een vrij strakke manier programma’s gepresenteerd en moeten presenteren, hitparades, en dan probeer je dat soort dingen altijd van tevoren uit.” In het werk als jinglecomponist kwam die passie terug: door voor Radio 2 bijvoorbeeld een uurafsluiter te maken te eindigde in dezelfde toonsoort als waarin de STER-pingel begon – iets wat alleen de fijnproevers hoorden.“Ik denk dus ook dat het wel een voordeel heeft als je als radiomaker zelf jingles gaat componeren, als programmamaker weet je hoe radio in elkaar zit. Je weet wat er nodig is, ik denk eigenlijk dat het essentieel is. Het is een kwestie dat je weet van de functionaliteit van de jingle. Waar wordt een jingle voor gebruikt? Hoe moet-ie klinken? Hoe kan de boodschap het best overkomen? De slogan moet er ingepompt worden, dat is nou eenmaal het idee en de functie van de jingle.”

“En de tunes moeten bij het genre en bij de presentator passen. De tunes maak ik meestal op de vrolijke manier. Ik vind dat radio een feest is, de meeste van mijn tunes zijn aan de vrolijke kant, uptempo, behalve dan als het ’s avonds is. Of als het voor speciale programma’s is. Of voor een station dat vrij rustige muziek maakt. Maar de meeste tunes die ik gemaakt, zijn toch lekker uptempo. Dat is het fijnst voor een presentator om over te praten. Want ik maak alleen maar een stukje achtergrond. Op de CD met mijn werk die nu wordt uitgebracht, zul je de tunes horen, zonder dat er iemand overheen praat. Daardoor komen ze een beetje in hun blote billen te staan, maar dat is niet zo erg, je weet in elk geval dat de intentie goed was.”

Ferry Maat studeerde piano aan het conservatorium van Hilversum, maar kwam via discothekenwerk al ras bij de radio terecht. Willem van Kooten (alias Joost de Draaijer) spotte hem als een talent toen Radio Northsea International in maart 1971 met Nederlandstalige uitzendingen begon, daarna ging hij naar de TROS. Hij werd dj op Hilversum III, en maakte jarenlang onderdeel uit van het Radio Tour de France team (met mannen als Jan van Veen, Felix Meurders, Joost de Draaijer en Lex Harding), doorgaans vanuit het Audiocentrum in Hilversum – heel bekend terrein in feite;  zijn lagere school keek op het veldje uit.Hij zit dus al 40 jaar in het vak. Zijn generatie keek heel erg hoe ze commerciële radio in Amerika maakten – en bij het idioom van dat type radio hoorden jingles, een top 40 of top 50 en horizontale programmering. Als DJ had hij een gelukkige hand van kiezen van jingles en tunes, ook vaak omdat hij ze als geschoold muzikant niet zomaar uit de platenbakken met de geijkte pop-plaatjes  haalde, maar vaker uit de hoek van de bigbands en de jazz. Wie had er als gemiddeld luisteraar ooit gehoord van Phil Woods, Herbie Mann, Maynard Ferguson of  Woody Herman? Een carrière bij de TROS en Radio 10 bracht hem bij de top van zijn vak: met generatiegenoten als Frits Spits, Felix Meurders en Tom Mulder.  Ferry Maat was een grootgebruiker van jingles – maar had nooit bevroed dat hij ze zelf nog eens moest gaan maken – om den brode, nog wel.

“Ik was chef radio bij de TROS geworden, er kwam een conflict, was de TROS donderdag moest in de nieuwe programmering een TROS-zondag worden. Doe dat niet, zei ik – we verliezen de helft van de luisteraars”. Maar de directie zette door en Ferry zag zijn somberste vermoedens bewaarheid worden. Een ware Pyrrhus overwinning, want in het grimmige conflict was hij zelf ontslagen. “Ik zat zelfs in de ww, een half jaar lang. Dat was een schokkende ervaring, ik heb wat invalwerk gedaan bij RTL Rock Radio en zo was ik een beetje van de straat – en toen heb ik er met mijn TROS-collega Ad Roland over gesproken of er wat te doen viel. Toen zei-ie: Je bent toch altijd zo handig met jingles geweest bij de TROS? Ik zit midden in de Duitse stations, en zou je niet zoiets kunnen produceren? Want hij leerde de Duitsers als adviseur hoe ze radio moesten maken, na de val van de muur kwam er overal snel de commerciële radio op. Toen heb ik in de studio van Cees Stolk geëxperimenteerd, een oude vriend van me, die had zo’n MIDI-studio waar hij heel veel mooie dingen in maakt. Hij bood zijn studio aan, daar kon ik gewoon een dagje mijn gang in gaan. Daar heb ik toen een liedje zitten maken, gewoon voor mezelf. Gedrumd, gebast, violen erbij, piano erbij uiteraard, en dat vond ik zo geweldig. Toen Ad Roland zei: zou je het niet eens willen proberen, heb ik wat tweedehands spul gekocht, ik ben met een geleend mengpaneeltje van Ad begonnen. Hij kwam met een station in Stuttgart aan; die hebben een nachtprogramma, Nacht Studio. Kun je daar wat voor maken? We hebben het ergens opgenomen met een koortje van twee of drie man en dat vonden ze prachtig. Toen zei Ad: en nu heb ik een station in Oost-Duitsland, Radio Brocken. De muur was net gevallen en Radio Brocken had een geweldig bereik, ze hadden de zender op de hoogste berg in der Harz staan; de Brocken. Die wilden jingles en er moesten geloof ik vier of vijf liedjes in. Ik zei: mijn Duits is tamelijk slecht, ik spreek het redelijk, maar ik kan zeker geen liedjes schrijven in het Duits, dus toen zijn ze zelf de teksten gaan maken. De jingles sloegen uiteindelijk in als een bom daar. Ze vonden ze geweldig, ook wel omdat het op de Duitse manier was gedaan. Schlager Radio, een beetje hoempa-achtig. Het was een heel positief pakket, heel warm, na alle ellende die ze hadden gehad in de DDR moest het vooral zonnig zijn en vrolijk.”

– Je was eigenlijk de eerste op het Europese vasteland met zulke custom-pakketten, Top Format begon pas in 1994 zelf wat te maken. De norm op dat moment was: koop iets van JAM en probeer daar je eigen lyrics maar in te passen.

“Ja, daarom kreeg je ook van die rare accenten, vaak – daar hielden vooral Duitsers niet erg van. Ja, het was voor het eerst echt customizen, de Eurosound, noemde een Duitser dat op een keer. Dat vond ik wel een leuke term. Top Format kwam een paar jaar daarna, die zijn het ook door mijn opdrachten in Duitsland eveneens gaan doen. Mijn vrouw heeft  enorm meegeholpen in het nieuwe bedrijfje, ze heeft alle financiën gedaan en de hele organisatie, de rekeningen moesten betaald worden, je firma moet geregistreerd zijn, eerst werd het een VOF-je, daarna een BV, een holding, kortom: het groeide maar en groeide maar. Het was ook echt een geweldig feest, ik had een kaart in de studio hangen, een Duitse kaart. In no time stonden daar een stuk of zeven vlaggetjes op, boven allerlei plaatsen, in Brocken, in München, in Hannover, in Frankfurt, overal stond zo’n Nederlands kaasprikkertje in de Duitse kaart. Echt een kick.”

“Gaandeweg heb ik er apparatuur bijgekocht – een Atari computer, een tweedehands Keyboard, een Yamaha DX7, die ik alleen maar voor het keyboardgedeelte gebruikte – de sounds die er in zaten gebruikte ik niet – en de MIDI die in de Atari ging was Cubase, het bekende programma dat toen populair was, en de modules die ik gebruikte waren een Roland U220 en een Roland Soundcanvas, het zag er uit als een autoradiootje, zo’n klein dingetje, daar zaten zoveel geluiden in, en die hoor je eigenlijk ook het meest terug in de eerste Radio 2 jingles, die zijn helemaal met deze twee dingetjes gemaakt.

”Ik ben toen ook wel weer radio gaan doen, heb vrij snel weer de soul show opgepakt, dat ben ik bij 538 gaan doen. In 1995 belde Ad Bouman opeens een keertje. Hij zei: ik zit in een commissie met wat omroepbaasjes om een overkoepelend pakket voor Radio 2 te bestellen. We kunnen het maar niet eens worden. De VARA had niks met Amerikaanse geschetter, en de VPRO wilde helemaal geen jingles. Cor Galis hadden die al, en de EO wilde het soft … goed, iedereen wilde dus wat anders, maar er moest wel één groot pakket komen, want Radio 2 moest een eenheid worden. Ze hadden bedacht: we gaan de programmering aanpakken en daar moet een jinglepakket bij.”
“Ad had mijn Duitse jingles gehoord en vroeg kun je niet eens even een demootje maken? Tja, dat kon wel, maar ik kon natuurlijk niet investeren in een studio en een echt koor erin, want zo vaak zat ik nou ook weer niet in de studio. Dus heb ik met mijn bekende dooododoooo-stemmetjes uit de Roland Soundcanvas computer het koortje gespeeld en wie schetst mijn verbazing: dat leidde tot het nieuwe pakket voor Radio 2. Dus kon ik aan de gang en het moest natuurlijk ook meteen gisteren klaar zijn, en dat was natuurlijk een gigantisch probleem. Toen had ik ook echt wel het idee, na alle narigheid: ik zal je een poepie laten ruiken, TROS…. ”
“Later heb ik van Ad begrepen, dat ze helemaal niet wisten dat ik het gemaakt had, ik heb wel onder pseudoniem gewerkt, omdat ik dacht: als er kwaad bloed zit, nog, dan wil ik dat ook liever niet opwekken met deze opdracht. Ad heeft het ook geheim gehouden, die heeft nooit gezegd dat het bij mij vandaan kwam. Hij heeft me later verteld dat ze dachten dat het een Amerikaans pakket was. De opdrachtgevers van de zender zijn er wel bij geweest, toen er werd opgenomen, maar ik werd niet als de componist herkend, ik had natuurlijk veel meer jingles geproduceerd, ook voor de TROS heel veel, ik had tegen Ad gezegd: ga geen slapende honden wakker maken. Je zag later wel wat er gebeurde in 2001, toen al mijn jingles – pats – van de zender afgegooid werden, kinnesinne van de NCRV. Ze zeggen wel van niet, maar het is absoluut waar. Er is me een hak gezet daar, zo zitten de omroepen in elkaar en daar moet je mee oppassen en ik had het toen al wel wat in de gaten en ik vond het verstandiger om het onder pseudoniem te componeren, en iedereen is daar heel gelukkig mee geworden. Ik vond een leuk pseudoniem: Arie Verdeci, toodeloo weet je wel, Arie, Hai! Verdeci.” “Bouman heeft me aangestuurd, ik ben buiten het hele vergaderproces gebleven, hij was de man die onderling de contacten legde. En zorgde dat alles gecoördineerd werd. Ze hebben niet bij elke fase meegekeken, nee – Ad heeft het goed afgehouden, volgens mij. Dat moest natuurlijk ook wel, zoveel mensen, zoveel meningen.”

– Jingles eindigen doorgaans in majeur, in een soort gejuich: Top Veeertigggg!!!! Of Heerlijk, Helder, Heineken, jouw jingles glijden in melodie juist naar beneden: zoals in de jingle – de nieuwe Radio Tweee-tweee-eeee. Nogal ongebruikelijk

“Dat had vooral te maken met de transitions in het pakket. Die jingles hadden te maken met de aanzet naar een rustige plaat die je dan gaat draaien. Afwijkend? Zo heb ik dat nooit gezien, eigenlijk. Radio 2 was natuurlijk geen hitradiostation, het was een station dat toch vrij rustige muziek draaide, niet een Amerikaanse beukzender. Ook rekening houdend met de deelnemende omroepen. De EO moest het ook kunnen draaien, iedereen betaalde eraan mee, en moest zich daar ook in kunnen vinden. Nou was ik so wie so niet zo’n hitradio-schrijver, daar had je ook meer koper en ik weet niet wat allemaal voor nodig. Maar dat was ook in dit geval niet nodig, de nadruk lag erg op koren en op close harmony.”

Het bijzondere was dat je jingles maakte, de complete vormgeving nog wel, voor een station waar je zelf kwam te werken, jingles voor jezelf dus…..
“Dat was louter toeval, want het was omdat Veronica commercieel ging. Toen viel een gat op de middagen, de NCRV kreeg de opdracht van Cees Toering om er een presentator bij te zoeken, het had ook de KRO kunnen zijn geweest, of de AVRO, en het voorstel werd gedaan: we hebben het ei al, haal de kip er dan ook maar bij, want hij kan het wel. “Ik heb mee kunnen denken met de vormgeving, met Kees Toering en Ron Stoeltie, het was ook een leuke ploeg bij elkaar, we zijn met de hele club naar het bos geweest, teambuilden, de vrouwen erbij. Een hele leuke tijd, ze kwamen ook automatisch bij me voor jingles. En jingles maken voor mezelf, ook dat was erg leuk. Voor Maat in de middag heb ik nooit geld gevraagd, die heb ik in m’n eigen tijd gemaakt. Je hoort ze hier, bij Maat in de middag… Ik was altijd met sounds bezig, geluiden aan het zoeken die in de apparatuur zat, dan weer een drummachine, even uitproberen, dan ont stonden dingen als De Raadplaat, fillers, dat soort dingen.”

“Ik heb het gewoon als een verrijking gevoeld hoor, ik vond het ontzettend leuk om wat met mijn oude vak te doen. Ik had daar natuurlijk helemaal niets meer mee gedaan, sinds ik bij de radio zat. In één keer ging er weer een wereld voor me open, ik dacht: man, ik kan het, ik kon in mijn eentje een groot orkest spelen. Dat heeft me zo’n enorme voldoening gegeven…. Radio erbij doen was een mooie combinatie, het was alleen een vreselijk drukke tijd, als er opdrachten kwamen, dan moesten ze morgen af zijn, er was altijd tijdsdruk, op het laatste moment moest je nog even dit en dat houden. Ik heb ook de Duitse klanten af moeten stoten toen, want die kon ik er niet meer bij doen. Ik deed het allemaal zelf, ik kon ook nooit iets uit handen geven, dat was het vervelende. Radio is ook mijn hobby, het zijn allebei hobby’s in feite, voor de ene heb ik doorgeleerd, en de andere heb ik mezelf aan moeten leren, ik ben noodgedwongen bij Radio 2 gestopt, dat was niet leuk.”

“Mijn inspiratie? We hebben natuurlijk bij de TROS heel veel Amerikaanse pakketten gedaan. Daar ben ik altijd bij geweest, bij de productie, met Jaap Eggermont samen, van Stars-on-45, en Jaap heeft ook zelf nog aan de hand van Amerikaanse voorbeelden jingles geschreven, daar ben ik ook bij betrokken geweest, dus ik wist wel ongeveer hoe het klinkt en ik heb ook veel van zijn productietechniek geleerd, koortjes opnemen, dubbelen, de effecten daarvan, er ging een wereld voor me open. Het is bij ook een kwestie van oefenen en evalueren geweest, soms maakte je een jingle en dan bleek het bij nader inzien toch niet zo uit te pakken zoals je het zelf hebt gewild. Je kunt wel iets moois bedenken, maar je koor moet het ook aankunnen en dat is vaak het grote probleem. Als pianist bedenk je vaak mooie akkoorden en een koor heeft daar dan veel moeite mee.”

“Ook daar heb ik trucs voor bedacht, om als ik jingles wilde overlopen van de ene toonsoort in de andere, dan liet ik het tweede stukje van de jingle op een click track zingen, en dan hoor je opeens een heel verrassende jingle en denk je: hee. Goh, hoe kunnen ze dat nou zingen, nou dat kúnnen ze dan helemaal niet zingen. Maar dat zijn dan combinaties, die moet je van tevoren produceren. Ook experimenteren, hoe kan ik een transition maken – een jingle als een bruggetje – met twee heel verschillende koortjes, dat het van medium naar fast gaat of van slow naar fast in een heel andere toonsoort ineens, wat geen normaal koor kan zingen. Dan moet je wel echt een absoluut gehoor hebben.”“Ik ben een self-made man, ik heb het gewoon uit moeten vinden, hier, van het begin tot het eind, ik kreeg een opdracht en ben gaan werken en heb mijn eigen orkest in elkaar gedraaid. Omdat er geen voorbeeld was heb ik de Amerikaanse jingles als uitgangspunt genomen, die ik vroeger zelf bij de TROS draaide, we hadden veel Amerikaanse pakketten, daar leer je natuurlijk wel van – je leert hoe ze moeten klinken, maar ik had geen idee hoe ik ze moest arrangeren, dus dat was weer helemaal de oude studie terughalen. En kijken hoe alle stemmen het dichtst bij elkaar lagen, close harmony.”