Spotlight

Tom Merriman overleden

11.11.2009 – In de vroege woensdagmorgen 11 november 2009 is Tom Merriman overleden, hij is 85 jaar oud geworden. Al een jaar had hij last van een afnemende gezondheid. Hij overleed in de nacht in een verzorgingshuis in de buurt van Dallas. Net twee dagen eerder was hij opgenomen in de ‘Texas radio Hall of fame’ wegens zijn enorme verdiensten voor dit medium (zie foto – gemaakt door Ken Justiss).

Tom Merriman (New York, 1926) was HET grote talent in jingle land. Hij was de mede-oprichter van CRC, een jinglemaatschappij in Dallas, die het het legendarische PAMS beconcurreerde, en was naamgever van TM
Productions in Dallas, dat zeker in de late jaren zeventig en tachtig op een hoge creatieve top zou belanden.

Merriman schreef duizenden radiojingles, die ook in Nederland veel faam brachten aan de radiostations die ze kochten. In 1976 schafte Veronica bijvoorbeeld ‘The Power’ aan, en het komt mede door dit jinglepakket, concludeerde radiodirecteur Lex Harding later, dat Veronica zo succesvol tot een A-omroep wist uit te groeien, eenmaal door de
wetgeving van zee verbannen. Het logo werd in Nederland uitgeroepen dat ‘beste radio-melodie ooit’.

De TROS kocht “The Winning Score’ en dat was misschien wel het magnum opus van Tom Merriman: filmmuziek, maar dan voor op de radio, gespeeld door een Hollywood-orkest met 75 musici. In 1991 dirigeerde hij in Hilversum eigenhandig het Metropole Orkest, voor de jingles die hij voor NOS Radio en de Avondspits had geschreven.
Eeuwig zonde nog dat NOS’ Met Het Oog Op Morgen nooit de begin- en eindleaders heeft gebruikt (op de bladmuziek heten ze “eye-opener’ en ‘eyecloser’) die Merriman ter gelegenheid voor hen maakte).

Tom Merriman werd in september 2008 geëerd bij een tribute die voor hem was georganiseerd, toen duidelijk werd dat zijn gezondheid niet meer zou verbeteren. Alle concurrenten in jinglestad Dallas zijn toen gebroederlijk bijeen. En ze deelden de slotconclusie: niemand in deze jingle-industrie had de grote arrangeurskwaliteiten van Tom. En niemand wist in al die jaren zo’n enorme productie van zo’n hoge kwaliteit te leveren.

Hij wordt beschouwd als ‘father’van de jingle. Was orkestleider van het orkestje bij KLIF, het innovatieve station van Gordon McLendon die met het pakket van zelfpromotie, jingles en top 40 de toon zette voor de hele radio-industrie. Schreef in 1951 de eerste echte jingles in Dallas, en werkte zelfs dit jaar nog aan nieuwe pakketten – een carrière van uiteindelijk 58 jaar in radioland.

Dat moest ook wel, want vanwege drie echtscheidingen diende er zelfs op deze hoge leeftijd nog veel brood op de plank te worden gebracht. De laatste jaren was Tom Merriman gehuwd met Jackie Dickson, voormalige leadzangeres van PAMS, CRC en uit de hoogtijdagen van TM zelf. Merriman schreef ook voor concurrenten van de publieke omroep heel veel muziek: voor Gwinsound bijvoorbeeld (het ‘Chairman of the board pakket’ dat Noordzee in 1970-1974 zo harstochtelijk gebruikte). Maar ook nieuwsleaders die door Laser en Mi Amigo werden gebruikt. In 1991 maakte hij het laatste jinglepakket voor ‘Satellite Radio Luxembourg’.

Ook bij Capital Radio in London bleef hij de laatste jaren kind aan huis. En zijn productiemuziek (Production Source, The Producer) werden bij de omroepen jarenlang zeer intensief gebruikt en leverden klassiekers: of het nu de vormgeving van KRO Echo betrof, of de uuropeners van de TROS of de afsluiter van de Avondspits.

Tom wordt in Dallas begraven. Volgens Ken Justiss, vriend-jinglemaker uit The Big D, die twee dagen geleden net de awards voor Tom in ontvangst nam, komt het verscheiden van de jinglelegende toch nog als een schok. Hij meldt: “Tom opened his eyes (with difficulty) and saw the items I brought back for him from the Texas Radio Hall of Fame induction.”. Zijn medevennoot van toen, Jim Long, was net dit weekeinde geweest. “So that was a bit of good timing.” (JB)

TM Productions

Die eerste jingles voor KLIF, uit 1947, waren gemaakt door Tom Merriman. Hij was huiscomponist van KLIF. Ook hij stapte in het jinglevak, het goede voorbeeld van PAMS deed namelijk al snel volgen. Hij zette CRC op, was betrokken bij Futursonic en begon in 1969 met zijn eigen ‘TM Productions’. Eerst nog in een bescheiden pand aan de 3103 Routh Street in Dallas. Ook dat is inmiddels spoorloos verdwenen – want er is veel gesloopt in de enorme expansiedrift die Dallas aan de dag legt.
Merriman is niet alleen de langstlevende veteraan in de jingles, maar wordt door velen – ook door zijn naaste concurrenten – gezien als de meester van het genre. Hij houdt van groot en imposant. Van enorme orkesten. Van arrangementen voor vijfenzeventig instrumenten. Van een zevenstemmige zang, die tot driemaal toe gedubbeld wordt – zodat je in totaal 21 stemmen hoort. Het past heel goed bij de mentaliteit in Dallas. Die is er eentje van: Big-Bigger-Texas! De legende wil, dat Tom Merriman onderweg naar de studio bij een rood stoplicht soms nog even een extra partituur uitschreef op de passagiersstoel. (JB)

———————————————————————————————————————————————-

Natlab-componisten waren tijd ver vooruit

Eigenlijk is het Philips ten voeten uit: ze bedenken geniale dingen en weten die vervolgens dan niet te verkopen. In de jaren vijftig begon Philips in het Natuurkundig Laboratorium in Eindhoven (het Natlab) intensieve experimenten met elektronische muziek. Dat leek een mooie toekomst. Hele orkesten konden verdwijnen, als je met een geluiden-computer elk instrument uit het toetsenbord kon toveren. Met de experimenten was Philips zowel RCA als Dr. Robert Moog en diens Moog-synthesizer jaren voor. Toch werd het zakelijk niks.

In de anonimiteit van het Philips-laboratorium werkten Tom Dissevelt en Dick Raaijmakers aan composities die de mogelijkheden van de elektronische muziek moesten aantonen.
Dat pionierswerk van toen is herondekt en uitgebracht – in de 4CD Box ‘Popular Electronics’. Vaak juweeltjes: hun speurtocht door het onbekende landschap van de elektronica leverde verrassende dingen op. De experimenten begonnen in 1956 met componist Henk Badings, die elektronisch muziek nodig had voor zijn ballet Kaïn en Abel. Zijn assistent werd Dick Raaijmakers, die – hoewel afgestudeerd aan het Haagse conservatorium -bij Philips heel nederig aan de lopende band was begonnen om pas na twee jaar als akoestisch technicus in dienst te komen. Raaijmakers werd de gangmaker bij verdere experimenten. Zijn chef vroeg in 1957 of hij iets heel populairs kon maken met alle oscillators en toongeneratoren in het lab. Nagenoeg in z’n eentje maakte hij ‘Song of the second moon’, een ingenieus bouwwerk van effecten en melodieën, met tientallen montages aan elkaar geplakt. Het eerste popdeuntje ter wereld van louter elektronische effecten. Aanvankelijk wilde Philips het als single uitbrengen en Raaijmakers maakte snel Colonel Bogey voor de B-kant, het thema uit ‘Bridge over the river Kwai’..

KID BALTAN

Het Philips-label Phonogram perste 2000 singles die vanwege de ondoorgrondelijkheid van een groot bedrijf vervolgens niet werden uitgebracht. Waarschijnlijk, denkt Raaijmakers nu, omdat dat het als teveel eer gold voor een simpele technicus uit het geluidslab. Om copyright-redenen mocht hij van Philips zelfs z’n eigen naam niet voeren en bedacht daarom Kid Baltan als pseudoniem (zijn voornaam Dick en Natlab omgekeerd). Op de foto hieronder (copyright Bast Music) is hij bezig met het ‘dubbelen’ van geluid.

Jaren werden de plaatjes door internationale Philips-mensen als relatiegeschenk weggegeven – om maar van de hoge stapels in het depot af te komen. Ironisch genoeg zorgde dat voor wereldwijde roem. Het opmerkelijke plaatje werd overal ter wereld gedraaid door radiozenders en op Song of the Second Moon werd zelfs ballet gedanst. Mystiek was het ook: wie was toch die Kid Baltan? Samen met de latere nummers die hij met Dissevelt ging maken (als Whirling, Syncopation, Drifting en Vibration) werd het in Amerika een voorbeeld dat deed volgen.

DEUR

Deze twee mannen hebben voor mij de deur geopend’, zegt Jean-Jacques Perrey in het voorwoord van ‘Popular Electronics’. Hij werd met Gershon Kingsley in Amerika vanaf de jaren ’60 zelf een virtuoos producer van elektronische muziek: ‘Toen ik het 45 toerenplaatje hoorde wist ik: hier ligt mijn toekomst. Zij werkten met technologie die aanvankelijk niet eens bestond: ik ben hen dankbaar, ze hebben mijn bewondering’. Nog steeds bezitten Dissevelt en Baltan in veel landen een cultstatus. Ook zeezender Veronica gebruikte de muziek intensief in spots en jingles, nadat technicus Adje Bouman bij de Philips-opleidingsschool de plaat had zien liggen. Uitzonderlijk, want de elektronische werken waren mondjesmaat te krijgen en dan vooral nog in Amerika, waar ze op de markt waren gezet als een ‘ruimtevaartsound’, die met alle Gemini- en Apollo-vluchten wel aansprak. Veel werk – op deze foto (ook copyright Basta Music) is Raaijmakers bezig de stukjes geluid (keurig uitgeknipt voor hem op tafel) een goede plek te geven.

WEEFWERK

Nu zijn de werken van toen dus eindelijk verzameld in de box ‘Popular Electronics’. Het is letterlijk alle werk dat tussen 1956 en 1963 het Philips-lab en het voortgezette laboratorium in Utrecht verliet. Niet oedkoop, wel buitengewoon fascinerend. Vier CD’s en zeven boekjes leggen een vergeten geschiedenis bloot. En de elektronische muziek zelf is na een halve eeuw nog overtuigend goed, vooral door het weefwerk van ritmes en tegenritmes, staccatotonen en verscholen melodieën. De box is in die zin een traktatie: met tientallen foto’s, partituren en tracklistings waarop per seconde nauwkeurig is beschreven welke effecten zijn gebruikt, hoe die met de techniek

van de jaren ’50 werden gegenereerd en hoe conscentiëus ze volgens het matenstelsel van de compositie aan elkaar werden geplakt.
Op één CD staan de losse effecten, die in de mono-brei ten onder gingen, maar geïsoleerd laten horen hoe naar hartelust was geëxperimenteerd met omkeerecho’s en het achterstevoren draaien van ritmes, effecten die de Beatles pas jaren later zouden ‘ontdekken’. Bijna vanzelf krijg je warme sympathie voor de ploeteraars in kamer 306 van het befaamde Philips-lab, waar voor de oorlog al aan de Philips luidspreker was gewerkt, aan de eerste portable radio (in 1937 klaar!) en aan een stereo-kunsthoofd. En waar in 1962 ook de Philicorda werd ontwikkeld: een elektronisch orgeltje waarin nauwelijks wat was gedaan met de nieuwe richtingen waarvoor Baltan en Dissevelt (respectievelijk links en rechts op de twee foto’s) de weg hadden gewezen..

PEST

Eerst had Raaijmakers nog flink de pest in, toen Philips in 1958 voorstelde om Dissevelt te betrekken bij het maken van nieuwe elektronische nummers, een arrangeur/componist die veel had gedaan voor het Philips label. Het voelde als een afwijzing, maar de samenwerking met de ‘introverte en neurotische Dissevelt’ pakte heel goed uit. Want talent en inzet hád hij. Dissevelt logeerde soms weken in Raaijmaker’s ouderlijk huis in het witte dorp van Eindhoven, waar de ingenieurs van Philips woonden. Hij was begonnen als bassist/arrangeur bij de Skymasters, deed de arrangementen van de veelgeprezen LP ‘The Cool Voice of Rita Reijs 2′(en trouwde haar zuster Rina) en schoolde zichzelf in 12-toons composities, toen hij in de ban raakte van Jelineck en Stockhausen. Een 12-toons werk voor de Skymasters werd later zorgvuldig verwerkt in de Natlab-compositie Intersection. In 1989 stierf hij, als een vergeten en getekend man. ‘Hij was erg somber van aard’, zei Rina Dissevelt in 2002 over haar echtgenoot: ‘maar kijk eens hoe gelukkig hij er op foto’s in het Natlab uitziet. Hij was geïrriteerd als hij dan thuis wat liet horen en ik als reactie zei dat ik er geen enkele melodie in kon ontdekken’. Nadat Electronic Movements klaar was – de LP uit 1959 – stopte hij geheel met arrangeren. Ik kreeg de schuld. Dan ging hij naar z’n totaal verduisterde kamer en draaide hij zo hard mogelijk platen’.
Later toerde hij in het orkestje van Toon Hermans en Wim Sonneveld. ‘Als onderschat man’, zegt Willem Breuker: ‘Hij was een visionair, iemand die z’n tijd ver vooruit was. Daarom moest hij elke avond voor z’n boterham aan de snaren van z’n bas trekken. Zo gaan dingen soms’. De Philips-banden lagen boven in een grote koffer te verstoffen. Die mocht nooit meer open, zei Dissevelt vlak voor zijn sterven. Een wens die – gelukkig – niet is gehonoreerd: veel verloren gewaande tapes kwamen boven water en werden liefdevol gerestaureerd. (Op de foto: het Natlab anno 1957).

 

TRILLINGEN

Raaijmakers is ook nu nog één van Nederlands’ meest experimentele componisten. Hij is gefascineerd door geluidsproducerende installaties, waarbij trillingen uit luidsprekers stalen kogels of metalen plaatjes lanceren, die weer tegen de speaker botsen en voor nieuwe versterkte trillingen zorgen. Zo ontstaat een eigen dynamiek en wordt een componist overbodig. De installaties zijn onder meer in het Stedelijk Museum in Amsterdam geëxposeerd.

Met de kloeke CD-box van Basta Music is nu een monumentje geschapen voor het vroege pionierswerk. Misschien luisteren ze bij Philips ook nog eens. Vast met het pijnlijke besef dat ze experimenten van toen schromelijk hebben onderschat. Misschien zelfs hadden ze uit Eindhoven wereldwijd de synthesizer kunnen verkopen. (JB)

4CD-box ‘Popular Electronics’, early Dutch electronic music from Philips Research Laboratories 1956-1963, Basta Music, 56,95 euro.
Info: www.bastamusic.com

————————————————————————————————————————————————-

Gwinsound: The Complete Series

In May 2003 a CD-box came out with the so good as complete history of Gwinsound, one of the best but one of the most unknown jinglecompanies in Dallas (USA). On this page we point the SPOTLIGHT on Tommy Gwin and his Gwinsound.



Gwinsound: lesser known but equally good as PAMS in it’s highdays. How this midget in jingles started on a very small scale (with no money whatsoever) but grew to great heights over the years can be heared on the brand new Gwinsound box, compiled by Ben Freedman, the collector/jingleproducer and chancellor of the Jingle University.
And it’s great stuff too: on 12 CD’s Ben assembled the regular Gwinsound series (1 to 28), their grid-packages, some of the finest resings and special features. The box also contains the interesting interview he did with Tommy Gwin – founder of Gwinsound, who now lives retired under the Arizonian sun. The Gwinbox also has three discs with instrumental cuts of Gwinsound-jingles, most of them specially restored for this jingle-venture.

The CD box is not restricted to Gwinsound only, but also highlights from the days of CRC – The Commercial Recording Corporation, the best Dallas company to compete with PAMS from 1951 to 1966. There’s a reason for that: Tom Gwin started at CRC as an engineer and drummer in the mid-fifties (as seen on this photo as a percussionist in the legendary Tommy Dorsey band (photo’s courtesy of Ben Freedman). Ben also dedicates this box to Tom Merriman, founder of TM Communications. Not surprisingly. Merriman also was the driving force behind CRC, and he wrote – as Tom Gwin reveals – every Gwinpackage but one between 1965 and 1983. (the one exeption was an EZ package by Sonowaltz-writer Euel Box). Merriman’s involvement must be a big suprise for European listeners: as it turns out now he also responsible for writing the jingles that Radio Northsea stole to use when starting off the Dutch coast in 1970. They were done by Tom Gwin for WLOF in Orlando. A demo of the finished package ended up in Europe and was chopped up completely. The original station name was edited out and Dutch singers sung ‘Radio Northsea’ on empty spaces. ‘And they sound fairly good also’, judge Ben and Tom Gwin – who didn’t know about this pirated version until this year. ‘Yes, we do have much better jingle ears around the world now’, says Ben. Of course this strange package also is included on the Gwinbox, as is the original of # 9, as also the instrumental tracks of this still great sounding package.
Gwinsound’s output was very good indeed: tight brass, good singing, and great drumming – done by Tom himself, who problably was one of the best drummers in Dallas at the time. At the age of four his passion for percussion started (check out the photos on www.gwinsound.com). At eighteen he was the junior percussionist in the prestigious Dallas Symphony Orchestra. He later starred in Tommy Dorsey’s famous orchestra.
As a free lancer Tom Gwin played on many of the packages of TM and PAMS (Bill Meeks tried to get him on staff) and on nearly every jingletrack CRC ever did. Tom had high standards for his own jingles when he started: he hired the cream of the crop of Dallas singers (Marv Shaw, Brian Beck, Jim Clancy, Abby Holmes, Trella Hart and Peyton Park), who also sang across the road at PAMS’. With the skillful compositions and arrangements of Tom Merriman the Gwin-packages just hád to be good. And they were. Tom Gwin even recorded in New York city with no less than Quincy Jones’ Orchestra.
The jingles were sold around the world and still are cherished by the collectors who think the sixties and seventies still are the best decades for the ‘classic’ jingles.
With so many juice jingles the new box is a must- have for every serieus jingle-collector. Besides the box gives Tom the credit he earns for his role in jingles.
Maybe that box isn’t that cheap, but it surely contains some of the best work of the Dallas jingle-industry. If you didn’t hear Gwinsound jingles before you have been missing out saomething special. And you can tell, the Gwinbox has been made with the same passion and love for jingles as the highly appraised PAMS-collection of Jon Wolfert. (JB)

The Gwinbox costs $ 120.- (10 dollars per disc) in the USA. Overseas the price is $ 132.-

More information on www.gwinsound.com

—————————————————————————————————————————————–

Genootschap beluistert Veronica masters

Het “Genootschap radiojingles en -tunes” is begonnen met het afspelen en beluisteren van alle originele Veronica-jingle master tapes. Na het verdwijnen van Radio Veronica als zeezender in 1974 hebben de technici Juul Geleick en Ad Bouman ongeveer 2000 originele tapes, waarvan 160 jingle masters bewaard. De tapes zijn in een uitstekende conditie en van goede kwaliteit. Het is ongelooflijk hoeveel er overgebleven is uit deze bewogen periode.

In de afgelopen maanden zijn er ook tapes geschonken door Lex Harding, Sietze Gardeniers, Harmen Siezen, Jurg van Beem, Sieb Kroeske en vele anderen die op hun zolder nog dozen met tapes hadden bewaard. Alle tapes waar jingles op staan, worden geconserveerd door Jelle Boonstra in een van de drie Society studios. Alles wordt in de komende maanden gedigitaliseerd op DAT tapes. De originele tapes worden afgeluisterd op een Telefunken M5 recoder uit 1969 (Dit apparaat weegt meer dan 65 kilo!).
Deze recorder is voorzien van dezelfde transistortechnieken als de AKAI-recorders uit de Veronica studio’s waar de tapes oorspronkelijk zijn opgenomen.

De tapes zijn eigendom van de Stichting Norderney (opgericht door oud technici Ad Bouman en Juul Geleick om de hoogtepunten van het Veronica tijdperk te bewaren). Tevens te gebruiken voor heruitzending, zoals tijdens de 1224-marathonuitzending in augustus 1999.Het is de bedoeling om, in samenwerking met de Veronica Stiching, uiteindelijk een set van 2 CD’s uit te brengen waarop vele nostalgische “juweeltjes ” terug te vinden zijn. Maar eerst wacht ons nog veel werk. Er moet ongeveer 100 uur (!) aan jingle- en productietapes afgeluisterd worden. (JB)