Wie heeft de jinglecassette uitgevonden?

(door Benno Roozen)

01.03.2013 – Zo tussen de jaren ’60 en ’90 werden jingles in radiostudio’s vooral afgespeeld via een jinglemachine en een jinglecassette. Maar wie heeft de jinglecassette uitgevonden? Wanneer? en waar? Lees het in deze Jingleweb Special.

Wie de uitvinder is van de jinglecassette en de bijbehorende jinglemachine? Het is maar net aan wie je het vraagt. In de jaren ’50 liepen er tal van ontwikkelingen langs en door elkaar heen.
De jinglecassette en jinglemachine ontstonden toen de geluidsband norm was geworden: begin jaren ’50. Eerder waren er al wel pogingen ondernomen om cassettes te ontwikkelen, toen geluid nog op een draad werd opgenomen.
De gewone ‘bandrecorderband’ leverde geluid van hoge kwaliteit (zeker bij hoge snelheden), maar was voor radiomakers ook onhandig. Je moest de band op een machine leggen, ‘scherp’ zetten zodat het geluidsfragment meteen begon, en de band kon ook wel knappen. Onhandig. Er ontstond behoefte aan een cassettesysteem.
De behoefte werd vergroot door de ontwikkelingen op de radiomarkt. Radioprogramma’s werden dynamischer, bevatten muziek, nieuws, geluidjes en jingles. Het Top 40 format werd populair. Radioprogramma’s bestonden niet langer uit gesproken woord of live muziekoptredens. Maar de muziek kwam van plaat. En de commercials én jingles van band.
De eerste eindeloze tape in een cassette is ontworpen door Bernard Cousino uit Toledo, in 1952. Zijn bedrijf heette Cousino Electronics. De cassette heette eerst Audio Vendor, en bevatte een éénsporentape. Later kwam er een tweesporen-versie met de merknaam Echomatic. Deze cassette had aan één kant een ronde vorm.
Het hart van de cassette was een plastic haspel van een 1/4-inch. Daar omheen kon een tape worden gewikkeld. Een speciale speler, een jinglemachine, trok de band met een snelheid van 3,75 inch (9,5 cm) per seconde uit de binnenkant van de haspel langs de niet bewegende afspeel- en opnamekoppen. Later kwamen er spelers die op dubbele snelheid liepen: 7,5 inch (19 cm) per seconde.
Dat systeem zie je nog altijd terug bij het afspelen van bioscoopfilms. Ook daar wordt de film uit het midden van de kern getrokken en langs de koppen geleid. In de jaren ’60 werd het cassettesysteem ook gebruikt als muziekspeler in auto’s, en vooral vrachtauto’s. In de jaren ’70 brak de Compact Cassette van Philips door, die al in 1963 was uitgevonden. Feitelijk was deze Compact Cassette een doorontwikkeling van de jinglecassette.
In de professionele radioversie van de eerste jinglecassettes zat een volspoor mono tape of een halfspoor stereo tape. Een ingenieus systeem van wieltjes, rolletjes en geleiders zorgde ervoor dat de band zo soepel mogelijk langs de koppen liep. Uitvinder Cousino gebruikte grafiet als coating op de tape, om slip van de band tegen te gaan. Deze coating zorgde er helaas ook voor dat de tape soms niet lekker liep, waardoor de snelheid slecht te controleren was en zogeheten flutter ontstond, wat de opname een onbedoeld en ongewenst jengelend geluid meegaf.
De behuizing van de jinglecassette had ook zijn beperkingen. Zo kon er maar voor een maximaal aantal minuten tape in. Daardoor werden met deze cassette eigenlijk voornamelijk jingles, commercials en een hooguit complete liedjes afgespeeld. Hele programma’s kon het systeem niet aan, al zijn de cassettes ook ingezet in de wereld van de achtergrondmuziek.
Het systeem is nooit populair geworden bij audiofielen die een hoge kwaliteitsstandaard hebben.
Wel bij DJ’s en radiotechnici. Voor hen waren de voordelen van het cassettesysteem groot. De carts waren vooral handig en betrouwbaar. Je hoeft na het afspelen de band niet terug te spoelen. Het audiofragment staat meteen opnieuw startklaar. Een stukje metaalfolie in de tape zorgde er namelijk voor dat de band automatisch tot stoppen kwam. En als je ervoor zorgde dat op dat punt van de band de audio ook weer begon, was het beoogde resultaat bereikt. Later werd het stukje metaalfolie op de band vervangen door een fluittoon met een frequentie van 1 KHz. Ook daarop stopte de tape.
Had je een jingle op een band opgenomen, kon je de tape met een speciale wikkelmachine in de cassette wikkelen. Gaandeweg bestond ook de mogelijkheid om een jingle rechtstreeks op een jinglecassette op te nemen.
De eerste jinglecassette van Cousino kende ook opvolgers. Eén ervan was de zogenaamde Fidelipac Cartridge, ontworpen door uitvinder George Eash, ook uit Toledo. Dat was in 1953. Eash had eerder naam gemaakt door een octrooi aan te vragen voor een soldatenhelm waarin een luidspreker was gemonteerd. Eash, die nota bene werkruimte huurde in het gebouw van Cousino Electronics, vond met zijn ontwikkelingen andere partners dan Bernard Cousino. Eash koos er namelijk voor om zijn ontwerpen in licentie te geven aan een aantal externe fabrikanten. En zo kon het gebeuren dat de Fidelipac cartridge zeer breed werd erkend door een scala van verschillende bedrijven.
Verderop de jaren ’50 ontwikkelde zich de cassette. Diverse normen, vormen en formaten werden uitgevonden en weer ingehaald. De jaarlijkse radiovakbeurs van de National Association of Broadcasters (NAB) in 1959 was de doorbraak voor de jinglecassette.
Verscheidene bedrijven boden hun spelers en cassettes op deze beurs aan. Broadcast Electronics kwam met de Spotmaster. En Collins Radio / Automatic Tape Company bood de modellen P-150 en P-190. Volgens bronnen zouden er tijdens de NAB-beurs meer dan duizend zijn verkocht tegen een prijs van 945 dollar per stuk. Cousino had het nakijken. Vanaf de NAB in 1959 was de norm gezet. DJ’s, radiotechnici en hun zenderbazen kozen massaal voor het systeem van Fidelipac.
DJ’s en technici noemden de cassettes kortweg “carts”. Geleidelijk werd de cart ingezet door duizenden radiostations om commercials, jingles en andere korte items af te spelen.
En er kwamen in de loop der jaren meer merken cassettes en cassette-spelers voor jingles: Audio-Pak, Dynamax, etc. Er kwamen ook veel merken cartridge machines, jinglemachines. Beroemde merken jinglemachines waren Spotmaster, Sonifex (bestaat nog steeds), RCA, Tapecaster, MacKenzie, Harris en het genoemde Fidelipac.
Begin jaren ’90 moest de jinglecassette langzaam maar zeker plaats maken voor digitale varianten. Eerst nam de Minidisc het jinglewerk in de meeste studio’s over. Later waren dat de digitale uitzendsystemen, zoals in Nederland vooral Dalet, van Franse oorsprong. De jinglemachine behoorde definitief tot het verleden. Zoals ook de ruimtevretende jinglerekken, de ruis, het gezeul met jinglecassettes, de klik bij het instarten, etc. Helaas….
Zoals bekend zond DJ Ferry Maat in zijn Soulshow tussen 20 november 1975 en medio 1977 het jingle-item uit. In de aflevering van 21 juli 1977 beantwoord hij een vraag van een luisteraar: “Staat dan elke jingle die je draait op een aparte cassette?”. Ferry legt vervolgens uitgebreid het systeem van de jingle-cassettes en jingle-machines uit. Luister naar het fragment Ferry Maat.
Bronnen:
http://cartguys.com/
http://en.wikipedia.org/wiki/8-track_tape
http://en.wikipedia.org/wiki/Fidelipac
http://vinylfanatics.com/analoglovers/page10.html
http://web.archive.org/web/20040612082709/
http://www.tvhandbook.com/History/History_recording.htm
http://www.experiencefestival.com/a/8-track_cartridge_-_Development/id/603814
http://www.ischool.utexas.edu/~cochinea/html-paper/a-crews-03-magnetic-media.html
http://www.princeton.edu/~achaney/tmve/wiki100k/docs/Stereo_8.html
http://www.recording-history.org/HTML/8track5.php
http://www.wgeneration.com/70f4.html
http://www.yktc.us/MusicRack/4Track/4Track.html